1. Elke lidstaat doet de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart mededeling van:
a) het aantal verzoeken om inlichtingen, tot notificatie en tot invordering of om conservatoire maatregelen dat hij jaarlijks aan elke aangezochte lidstaat zendt en van elke verzoekende lidstaat ontvangt;
b) het bedrag van de schuldvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand wordt verzocht, en de ingevorderde bedragen.
2. De lidstaten kunnen alle overige inlichtingen verstrekken die nuttig kunnen zijn voor de evaluatie van de wederzijdse bijstandsverlening overeenkomstig deze richtlijn.
3. De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad om de vijf jaar verslag uit over de werking van de bij deze richtlijn ingestelde regeling.